donderdag 18 december 2008

Wijnachten

Sinds half november is het eigenlijk al zo, maar met de eerste advent is het kerstfeest hier pas goed losgebarsten. Ik, zo is wellicht bekend, ben van nature geen kerstadept, maar ik ben de afgelopen weken door Berlin en mijn Mitbewohner enigszins bewerkt en ben nu een andere mening toegedaan. Ik sta nu open voor het kerstfeest mét alle toeters en beltrommen. Dat is door de overvloedigheid aan wijnachten in Berlin te wijten.
Toen geliefde S. hier op bezoek was hebben we gezamenlijk al een kleine Wijnachtsmarkt bezocht, maar toen nog onder het mom van Sinterklaasinkopen. In de weken erna werden de dagen steeds korter en de aanwezigheid van kerstlampjes door de hele stad steeds groter. En dan niet zo'n armetierig rijtje feestlichtjes in de plaatselijke winkelstraat, maar alles is hier versierd van de Kurfürstendamm tot aan elke bouwkraan die Berlin rijk is en geloof me, dat zijn er nogal wat. Elke keer als ik in het donker vanuit Dahlem naar huis reed werkten de vrolijke lampjes op me in. De hele stad ademt op zo'n overdonderende wijze wijnachten dat ik daar onmogelijk doof voor kon blijven.
Daarnaast zijn mijn huisgenoten kerstgek. Ik heb nog geprobeerd om dit te veranderen door Sinterklaasliedjes te zingen en ze hebben zelfs van hulpsinterklaas S. chocoladeletters in hun schoen gekregen. Ze vonden het leuk, maar meenden toch dat Sinterklaas niet in de schaduw van de Noord-Duitse Weihnachtsman danwel het zuidelijke Christkind kon staan. Noralbin (ook wel Albinora genoemd) kwamen met een kistje vol plätzchen van Rügen, waar Nora opgegroeid is. Plätzchen zijn traditionele kerstkoekjes en wat mij betreft een mooiere traditie dan de kerstkransje bij ons. Bovendien hebben we gezamenlijk een huis van peperkoek ontworpen, gebouwd en gisteren deels ontmanteld. Ik had bomen, Grietje en het hek gesneden en neem delen ervan mee naar huis. Hoe ouder hoe beter, net als met taai-taai (daar lijkt het dan ook sterk op!). Gisteren hebben we ook nog als huis kerstkoekjes gebakken waarbij de kokos- en chocolade-hazelnootmakronen van mijn hand waren. Ook hiervan verscheep ik een beetje naar de Nederlanden.
Kortom de donkere weken in Berlin waren zelfs voor mij kerstweken. Hoewel, niet helemaal. Vorige week ben ik met Laura naar de intocht van Sinterklaas in Potsdam geweest. De goedheiligman kwam na een weekje over de Noord- en Oostzee en een lange tocht over de Havel in het immer gezellige Potsdam aan. Om preciezer te zijn: hij kwam met de boot aan in Potsdam en ging daarna met Pieten, Burgemeester en Nederlandse diplomaten in optocht naar het holländisches Viertel. Laura en ik waren hier al een tijdje en waren in de veronderstelling dat de goede oude baas ons een loer had gedraaid en er helemaal geen intocht zou zijn. Want behalve het bord aan de rand van de wijk en de talloze Hollanders in klederdracht wees niets erop dat de Sint zelf langs zou komen. Die teleurstelling is nog treffend op de gevoelige plaat gezet, maar gelukkig kwam daarna alles nog goed en kregen we zelfs van een Zwarte Piet uit een kussensloop enkele weeïge pepernoten en keiharde schuimpjes.

Kerst te over dus hier in Berlin, maar echte kerst moet thuis gevierd. Dat wist Erich Kästner ook. Daarom steek ik morgen Das fliegende Klassenzimmer in mijn tas en reis naar Nederland af.

vrijdag 5 december 2008

Het poeziepaleis (ode aan Guus Middag)

Ik maak nooit iets mee, behalve twee jaar geleden toen ik fietskoerier was in Utrecht. Het was januari en alle meteorologen hadden gewaarschuwd voor harde wind. Hele harde wind zelfs. Het was één van mijn laatste dagen als fietskoerier, maar zeker de meest memorabele. Terwijl de radio iedereen opdroeg binnen te blijven woei ik met een tas vol pakjes van de ene naar de andere kant van Utrecht. Op de Graadt van Roggenweg was de wind zo sterk dat ik over de wegscheiding tussen fietspad en autoweg heen woei, met fiets en al en maar net overeind kon blijven bij de landing. Op de Amsterdamsestraatweg was bijna niemand buiten te zien en ik worstelde me tegen de wind in naar het Noorden, blij met elke windschaduw onderweg. Ik schreeuwde in mijn mobiele telefoon om me verstaanbaar te maken met de klanten. In Overvecht was op de heenweg nog weinig loos, maar toen ik vijf minuten later terugsnelde was er een boom dwars over de weg gevallen en had de wind een glasplaat uit een bushok geblazen. 's Ochtends was ik nog op de Uithof geweest om een pakje aan de Hogeschool Utrecht af te leveren en 's middags viel honderd meter daarvandaan een kraan door het Van-Unnik-gebouw. Kortom er stond een stevige bries en ik heb niet vaak zo'n mooie en spannende dag beleefd! Ik voelde me sterker dan ooit. (Hoewel ik wel uit lijfsbehoud het dagelijkse ritje naar Papendorp over de Prins Clausbrug heb afgezegd, omdat ik bang was dat ik met fiets en al over de reling in het Amsterdam-Rijn-kanaal in zou kukelen.)
Ik hou van wind. Ik krijg bij een training op de racefiets moraal als er windkracht 7 staat en ik met moeite tegen de wind in worstel. Ik krijg moraal van waaierkoersen en ik krijg moraal van zeilen. Wind is fantastisch. Het kan me niet hard genoeg waaien.
Ik moest hier aan denken toen ik twee weken geleden in mijn Duitscursus een gedicht van Jakob van Hoddis te lezen kreeg. Het is zijn bekendste gedicht en het heet Weltende.

Weltende

Dem Bürger fliegt vom spitzen Kopf der Hut,
in allen Lüften hallt es wie Geschrei.
Dachdecker stürzen ab und gehn entzwei
und an den Küsten - liest man - steigt die Flut.

Der Sturm ist da, die wilden Meere hupfen
an Land, um dicke Dämme zu zerdrücken.
Die meisten Menschen haben einen Schnupfen.
Die Eisenbahnen fallen von den Brücken.

Van Hoddis, een Joodse Duitser (eigenlijke naam: Hans Davidsohn) werd met dit gedicht in de twintiger jaren beroemd. Hierna ging het echter steeds slechter met hem. Hij leed aan psychoses en na jarenlange hospitalisatie werd hij onder het Nazi-regime eerst in een tehuis opgesloten en uiteindelijk naar Sobibor gebracht, waar hij stierf. Hoewel het gedicht een verschrikkelijke gebeurtenis beschrijft, namelijk het einde van de wereld, is het tegelijkertijd een humoristisch gedicht. Vooral de op een na laatste zin. In al het geweld van rondvliegende hoeden, naar beneden vallende dakdekkers, treinen en stormvloeden lopen de meeste mensen -ach en wee- rond met een Schnupfen; snotterend met een neusverkoudheid dus. Het gedicht spreekt me bijzonder aan, maar dat heeft ook te maken met een ander gedicht. Hans Dorrestijn leest in zijn solovoorstelling 'Na regen komt Dorrestijn' en gedicht voor dat eigenlijk altijd achterin mijn hoofd rondwandelt en af en toe naar voren komt om met meer nadruk mijn gedachten te beheersen. Ik heb hemel en aarde bewogen om de precieze tekst van het gedicht te achterhalen. Het was namelijk niet op internet te vinden. Überhaupt vermeldde geen enkele website het bestaan van het gedicht, behalve pagina's als Bol.com, die de CD verkopen. Uiteindelijk heb ik online voor ruim een euro het geluidsbestandje gekocht en de tekst van daaruit overgetypt. Voor mezelf, maar ook voor jullie. Lees -merk de overeenkomsten met Van Hoddis' gedicht op- en geniet!

Als honden van de lijnen waaien
En hun baas verliest zijn hoed.
Als vrouwen jurk of rok verliezen
En fietsen in hun ondergoed.

Als de haringkar het niet meer houdt
En door de wind de zee wordt ingedouwd.
Dan zegt het weerbericht
met een bezorgd gezicht:
“Het spookt, het is niet pluis,
Maar de zoute haring is weer thuis.”

Als kleine jongetjes van zeven
Heel hoog door het luchtruim zweven,
Achter hun mooie nieuwe vlieger aan.
Dan roep ik: “Goed zo ventje, laat je gaan!”

Harde wind geeft energie,
die de neerslachtigheid verdrijft.
Noodweer dat is anarchie,
Terwijl het kabinet van Lubbers blijft.

De dijk die kan de vloed niet keren.
Hoi! Er spoelen schepen aan.
Niemand kan nu meer regeren.
Heel het raderwerk blijft staan.

maandag 24 november 2008

Schijtliteratuur


Eén van mijn huisgenoten - ik vermoed Albin - leest de krant op de wc. Dat weet ik omdat bijna dagelijks de Berliner Zeitung uitgespreid op de badkamervloer voor de wc-pot ligt. Ik vind dat vreemd. Ik vind het zelfs, op het gevaar af elitair te klinken, boers. Ik heb zelf in ieder geval nooit de behoefte om lekker het nieuws van vandaag door te nemen terwijl ik afscheid neem van de maaltijd van gisteren.
Nou moet ik wel zeggen dat ik zelf ook graag af en toe iets lees op de wc, maar dan het liefst korte spreuken, cartoons of meer in het algemeen de geschiedenisscheurkalender. Daarnaast lees ik op openbare wc's vaak noodgedwongen de in de deur gekraste mededelingen. Meestal gaat het hierbij om obsceniteiten, maar heel soms staat er een verheffende tekst tussen. Dat was het geval op de FU. Ik was door de tekst zozeer geraakt dat ik hem in mijn collegeblok genoteerd heb. Ik ben helaas wel vergeten in welk hokje deze tekst te vinden is, anders was dat zonder twijfel mijn vaste gemaksplek geworden! Jullie zitten nu natuurlijk met samengeknepen billen te wachten op deze duizelingwekkende deurspreuk. Nou daar komt 'ie, maar niet voordat ik gezegd heb dat hij in het bijzonder Pieter aan zal spreken. Op de wc-deur stond de wonderbaarlijk mooie zin: "Lebt und lest Adorno!"

zondag 23 november 2008

Winterreise

Ok, bij jullie sneeuwde het ook. Dus eigenlijk is mijn bericht over sneeuwpret niet zo exotisch als ik hoopte. In Berlin krijgen ambassademedewerkers, zo weet ik uit betrouwbare bron, polaire toeslag. Wauw! De winters moeten hier dus wel veel kouder zijn dan in het nabije westen. En dan sneeuwt het hier eindelijk en is eindelijk de wandel- en fietsbrug bij mij om de hoek écht een ijsbaan geworden, en ligt de sneeuw overal centimeters dik op de stoepen en dan is het in Nederland ook een winterwonderland. Ongetwijfeld met veel sleetjerijden op de Bult. Ik hoop tenminste dat iedereen van jullie de gelegenheid te baat hebben genomen en de slees uit het vet gehaald heeft.
Ik heb hier geen slee, zelfs niet zo'n pannenlapvormige kontslee van plastic. Maar ik ben met Emmanuel Weller, een Fransman met Duitse voorouders, of Franse voorouders, maar voormalige Duitsers, hoewel, het kunnen ook Franse Duitsers geweest zijn, maar zijn voorouders kwamen in ieder geval uit de Elzas en dat heeft zijn sporen nagelaten op zijn achternaam... Goed, opnieuw: Ik ben met Emmanuel, een Parijzenaar uit mijn taalcursus, naar Potsdam gefietst vandaag. Door Grunewald, langs de Wannsee, hebben we de besneeuwde bospaden genomen en genoten van alle bomen waarvan het leek of ze allemaal een witte ziel hadden omdat de wind de sneeuw als repen tegen de stammen had geboetseerd. Witte bomen, witte takken, witte wereld en een welverdiend winterzonnetje, wat wil een wielrijder nog meer? Nou, Potsdam zien!
Potsdam was mooi in de sneeuw. We hebben een kleine twee uur rondgespaziert in het park Sans souci en daar de verschillende landhuizen bekeken. Daarna hebben we het centrum van het stadje verkend en even door het holländisches Viertel gelopen. Dat wijkje ziet er overigens niet zo heel Hollands uit, tenminste het leek meer een mix van Engelse Georgian Houses, half-Nederlandse trap- en klokgevels en typisch Duitse daken. Desalniettemin was het er gemütlich, of liever: gezellig. Daarna hebben we de terugreis aanvaard en zijn we naar Wannsee gefietst, langs de gelijknamige Wannsee, alwaar we de trein gepakt hebben naar de stad. Es war wirklich winterwunderbar!

zondag 16 november 2008

Rad voor de ogen


De gebouwen trekken ras aan me voorbij. Kappers, matrassenwinkels, cafés en af en toe een kebab- annex internet- annex nachtwinkel. Berlin passeert me in tegenovergestelde richting; komt me tegemoet. Ik zoef door de straten van Prenzlauer- en Kreuzberg, over de allees van Wilmersdorf en Mitte en door de lanen van Dahlem en Tiergarten. De stad is een tunnel en ik glij er soepeltjes doorheen.

Kinderlijk gelukkig

Fietsend is de stad zo weids
en ik ontzaglijk klein
Toch voel ik me groots en rij
met zonder handen door Berlijn!


Maar dan plotseling schiet er links van me een schim voorbij. Later rechts één over de stoep. Een paar honderd meter verder een koppel. Fietsers van allerlei pluimage halen me in alsof ik een bejaarde ben. Wat?! Dat gebeurt me in Utrecht nooit! Hier ben ik in het dagelijkse fietsverkeer een boemel omringd door snelle intercity's. Er klopt hier iets niet met de fietsers, denk ik.
Oké als ik naar de Uni fiets dan probeer ik krampachtig niet te bezweet te raken en ben daardoor gedwongen zelfs bij 5 graden nog (met) zonder jas te fietsen en me voordurend in te houden. Ik rij me niet de longen uit mijn lijf, maar echt langzaam kan ik überhaupt niet fietsen. Ik rij dus altijd nog altijd met een zekere gezwinde spoed. Misschien hebben de fietsers hier meer haast, of zijn ze beter getraind dan in Utrecht. Of zouden ze allemaal aan de doping zitten? Nee dat is het niet. Het heeft te maken met het fietsmosfeer hier. Fietsers hebben hier maar een wankele rechtspositie, die bovendien in nevelen gehuld is.
Kort de situatie: in Berlijn moet een fietser fietsen op fietspaden waar een blauw fietsbord staat. Is dit bord er niet, en dat is vaak dan mag de fietser ook op de stoep, mits op de stoep door middel van belijning een speciaal fietspad is aangegeven, of op de weg. In bepaalde delen van Berlijn is ook de busbaan als fietspad bedacht. Fietsers hier moeten dus voortdurend van wegdelen wisselen, stoepjes op en af en goed om zich heen kijken naar belijningen en borden. Dat zou nog wel goed te doen zijn als de rest van de mensen ook op fietsers was ingesteld, maar dat is niet zo. Op de stoepfietspaden staan auto's geparkeerd, bomen steken er door het wegdeken wandelaars bevolken de stroken. Op de busbanen proberen bussen fietsers weg te drukken en voeren taxichauffeurs charges uit. Op de fietspaden ligt het glas van de vorige avond uitgespreid en op de gewone weg rijdt het nog het beste.
Er is slechts één manier om met deze obstakels om te gaan en dat is echt meegaan in het verkeer. Daarom rijden de mensen hier zo snel, want hoe harder ze rijden hoe makkelijker dat gaat. En je bent ook snel weer thuis en veilig uit de hektiek.
Het gaat als volgt: Je glijdt met de auto's mee en eist een plekje op bij het stoplicht en bij het voorsorteren. Je ontwijkt met een zekere doodsverachting geparkeerde busjes en bejaarden op de stoep en je hupt als een volleerd veldrijder over stoepjes en opstaande stoeptegels. Maar bovenal eis je je plek op in het verkeer, want je krijgt hem niet.
Het Bundesland Berlin doet zijn best, maar de fiets zit nog niet genoeg in de hoofden van de Berliners verankerd. De fietsers zijn hier opgejaagd wild. Is dat erg? Eigenlijk niet. Als koerier reed ik ook zo door de stad en als ik op mijn racefiets zit ook. Het fietsen in Berlin vereist lef, inzicht en behendigheid. Het is als een geestelijk en lichamelijk spelletje zonder gevaren, want als het er echt op aankomt dan geven we elkaar de ruimte hier. Dan blijven bussen nog even achter me rijden of dan rij ik op wandeltempo kort over de stoep. Of we geven elkaar voorrang en groeten elkaar. Ja, ik ben zoet geweest tot nog toe.


PS: De woorden 'ras', 'gezwinde spoed' en 'doodsverachting' zijn te wijten aan de pepernoten en schuimpjes, meegenomen door nicht M en zus A.

donderdag 6 november 2008

Weg

Ik had een enorm lang bericht getypt, maar dat is helaas net verloren gegaan. Het was een drieluik over Berlin en de late uurtjes. Het volledig verslag van mijn nachtelijke avonturen... Ik ga er binnenkort weer aan beginnen, maar nu is het me te laat en zit de frustratie over het verloren gaan van anderhalf uur weblogarbeid me te zeer in de weg om een fatsoenlijk verhaal te schrijven. Jullie zullen het moeten doen met het volgende gedicht.

Dunkel

Das Berliner Nachtleben
Man muss es nachleben*

* Voor de velocipedisten geldt het gedicht slechts in oktober en moet daarom als volgt vertaald worden: Waar ik Das zei moet Tijdens zijn, waar ik Berliner zei moet Leids zijn, waar ik Nachtleben zei moet Ontzet staan, waar ik man zei moet het dan zijn, waar ik müss zei moet het gaan zijn, waar ik es zei moet het we zijn en waar ik nachleben zei moet het naar de kloten zijn, stop!

woensdag 29 oktober 2008

Glijen

Als kind had ik een vriend waarmee ik alles dee hoogslaper. Vaak fantaseerde ik dat ik helemaal niet het laddertje meer af hoefde te dalen, maar dat ik vanuit mijn bed in een glijbaan kon stappen die me naar beneden zou voeren. Aanvankelijk gleed ik dan alleen naar beneden, de trap af, maar later breidde mijn glijbaan zich uit. Hij kon natuurlijk ook helemaal naar school lopen. Dan rolde ik 's ochtends uit mijn bed zo de glijbaan in, pakte tijdens de tocht mijn kleren van haakjes en eten van speciale borden. Superhandig natuurlijk. Jammer alleen dat het andersom niet kon, want mijn schoollokaal lag lager dan mijn bed... Hoewel een hoge trap in de Merenwijk, naast de Dukdalf, dat probleem weer zou kunnen oplossen. Weer later bedacht ik een heel stelsel van glijbanen waarbij ik afslagen kon nemen naar judo, het kinderdagverblijf, Stefan en het zwembad.
Nu is iemand met mijn idee aan de haal gegaan! Dat is al vaker gebeurd (Zo is de geografie van het wielrennen is bijvoorbeeld al beschreven), maar niet getreurd: nu kunnen we er tenminste allemaal van genieten. Vreemd aan onderstaand filmpje is echter dat de hoofdpersoon van zijn werk naar zijn huis glijdt, maar wel net wakker wordt. Wie wordt er nu wakker op zijn werk om vervolgens naar huis te vertrekken? Dat is een beetje onduidelijk, maar het doet niet af aan het ontzettende vrolijke gevoel dat je krijgt bij het bekijken van deze reclame. Hiep hoi! Iedereen zijn eigen glijbaan en elke dag appeltaart!

donderdag 23 oktober 2008

Verjaardag

Wie begint zijn verjaardag nu met het verliezen van potjes Siedler von Catan? Ik. Vannacht was ik samen met de bebrilde Zwitsers Lukas en Thomas (geen familie) verwikkeld in een harde kolonisatiestrijd. Zo begon mijn verjaardag...
Nou, eigenlijk was 'ie gisteren al eerder begonnen. Ik had namelijk, om mijn verjaardag onvervalsd authentiek te kunnen laten beginnen, mijn middag gewijd aan het bakken van een appeltaart. En wel op die manier zoals ik hem het liefst heb, niet met appelschijfjes als vulling, maar met appelmoes. Omdat Goudreinetten hier ontbreken heb ik de taart gebakken met de even zo geschikte Rode Boskoop, ook wel de Schone van Boskoop. (De Rode Boskoop is in Nederland slechts bij de Biowinkel te koop, maar hier vliegen ze me om de oren.) Al met al was mijn taart goed gelukt, hoewel ik dat pas vanmorgen heb vastgesteld omdat ik hem toen pas aangesneden heb. Ook mijn huisgenoten hebben meegenoten van de taart.
Overigens had ik maandag al voor mijn ganze WG gekookt. Omdat ik dacht dat het leuk was om eens goed Nederlands uit te pakken, had ik een stel beproefde herfstrecepten uit de kast getrokken. Als hoofdgerecht had ik Heisser Blitz gemaakt, waar behalve aardappel en appel ook walnoten, kaas en witlof enthousiast doorheen stampten. Daarna had ik het wereldwijd onbekende Drei in der Pfanne gemaakt, volgens familierecept. Omdat we met vijf hier wonen kon ik de eerste exemplaren wel maken door drie mopjes in de pan te gooien, maar daarna restte er nog slechts twee. Dus in feite hebben Daniël en ik Zwei in der Pfanne gegeten. Ook lekker!

---Tussenkomend bericht: mijn huisgenoten zijn: Franzi, Nora, Albin en Daniël---

Vanmorgen werd ik op verjaardagstijd door Anne opgebeld, om kwart over zeven dus. Daarna heb ik meteen Maartje gefeliciteerd, waarna ook nog mijn beide ouders hun felicitaties naar mijn richting toe hebben gecommuniceerd. Ook uit Amsterdam waren de gelukwensen niet van de lucht. En van Simon werd me zelfs een Wagneriaanse verjaardag toegewenst! (Moet ik nog een presentatie over maken. Niet over een verjaardag, maar over Wagner en het Germaanse.) Wagneriaans zal het niet zijn, maar vanavond vier ik in bescheiden kring (huisgenoten, Thomas, Lukas en Laura (Nederlands meisje van Geschiedenis UU)) mijn verjaardag in Kohlenquelle.
Tot zover de verjaardagsberichten. Ik ga nu nog voor een niet nader te noemen tweelingzusje de stad in om een geschenk te kopen. Vanavond wacht het feestcomité en morgenochten mijn eerste taalcursus. Die taalcursus begint al om half negen, en het is een uur reizen, dus dat wordt doorbijten morgenochtend. Morgenmiddag komt een Nederlandse delegatie om mijn 24-zijn extra luister bij te zetten. Ik denk daarom dat ik me pas weer na het weekend meldt. Het ga u goed!

vrijdag 17 oktober 2008

Even tussendoor...

De echte kenner had natuurlijk al lang door dat de afbeelding bovenaan mijn webstek van het boek 'Emil und die Detektive' afkomstig is, van de kaft. We zien Emiel en Gustaaf met de toeter achter een aanplakpaal Grondijs, de schurk van het boek, in de gaten houden. Het is één van mijn favoriete kinderboeken en nu actueel omdat het in Berlijn speelt. Grondijs neemt in het boek zijn intrek in een hotel op de Nollendorfplatz. Nu wil het feit dat de metro vanaf de FU richting de stad de Nollendorfplatz als eindstation heeft en dat ik daar over kan stappen op de U2 naar Pankow, richting mijn huis. Zo reis ik elke keer als ik de U-bahn neem, door Kästners belevingswereld... Die is alleen wel erg veranderd. Het plein maakt nu een beetje een verlopen indruk en er staat niet veel fraais meer overeind. Toch, in deze omgeving komen Emiel, Gustaaf, Pony Hoedje en de kleine Dinsdag wel erg dichtbij, om van de Professor nog te zwijgen. Wachtwoord: Emiel!



Nagekomen bericht: toen ik een plaatje voor dit bericht zocht kwam ik er pas achter dat het schitterende schilderij van Kirchner kennelijk de Nollendorfplatz is. Dit terwijl ik al jaren een poster van dit schilderij in mijn kamer heb hangen, ook hier in Berlijn. Het stond op de tentoonstellingsposter van 'Schilders van Berlijn' van Singer Laren.
Zo komt alles samen. Ik heb die afbeelding altijd al fraai gevonden en ik heb ook gedacht dat Trier, de illustrator die Emiel heeft getekend en dus ook de kaft van de boeken, geïnspireerd was door schilderijen van Kirchner. Zo heeft de Nollendorfplatz zowel Kästner als Kirchner als Trier beïnvloed. Wauw!

woensdag 15 oktober 2008

Psst! Kan je een geheimpje bewaren?


Ik dacht even dat het een grap was toen ik op de plattegrond van de FU keek. Ik moest naar mijn eerste hoorcollege in Hörsaal B van het Friedrich Meinecke Institut. Ik was al om iets over half negen op de fiets gestapt om te zorgen dat ik om tien uur in ieder geval bij de zaal was. Ik reed zonder veel moeite naar het hoofdgebouw van de FU: het duurde een uur. Een uur! En ik zou nog veel langer binnen de stad kunnen rijden. Nou ja, Dahlem is echt meer een dorp.
De FU heeft middenin een villawijk zijn intrek genomen. Gedeeltelijk vertakt de universiteit in voormalige woonvilla's en gedeeltelijk in modernistische leerfabrieken uit de jaren '50 en '60. Hierdoor lijkt het net een Engelse of Amerikaanse campus waarop een aantal vermogenden hun villa's hebben gebouwd. Of natuurlijk een villawijk waarin bruusk een aantal universiteitspanden zijn geplant en waar 30.000 studenten over de stoepen sjokken.
Goed, na een uur was ik bij U-Bahnhof Dahlem-Dorf en keek bij de hoofdingang op de plattegrond. Ik moest naar de Koserstraat en wel via de Archivstrasse! "Jaja, dat hadden ze leuk verzonnen die vrije universiteiters, dat alle historici naar hun instituut moesten door de Archivstrasse. Een mooie metafoor, dat zeker: de historicus moet eerst de bronnen lezen en in kaart brengen voordat hij werkelijk kennis kan vergaren over het verleden. Maar tegelijkertijd is het toch een beetje vreemd om om dergelijke redenen een straat de archiefstraat te noemen." Met deze gedachten fietste ik door de Archivstrasse naar het instituut, maar na honderd meter werden mijn gedachten gelogenstraft, want daar stond ineens het "Preussisches Geheimes Staatsarchiv". Een fiks neoclassicistisch bouwwerk met allerlei zijvleugels en een hoofdgebouw. Boven de ingang in het tympaan een dreigende adelaar en de naam in grote letters eronder.

Bam! Het was duidelijk dat de Archivstrasse niet zo was gedoopt om historici te behagen, maar omdat hier een archief stond om u tegen te zeggen. Maar Geheimes was het toch niet zo. Ik bedoel een geheim archief impliceert toch eigenlijk dat het ondergronds bestaat en dat alleen de betrokkenen weten waar het is. Een geheim genootschap is ook niet geregistreerd en op een geheime wapenopslagplaats zet je ook geen bord met 'geheime wapenopslagplaats'! Als men dat wel zou doen dan waren de wapeninspecties in Irak heel soepel verlopen. Ik snap natuurlijk wel dat wat ín het archief lag geheim was, maar toch vond ik het apart. Als je het geheim wil houden, geef er dan geen ruchtbaarheid aan en bewaar je staatsstukken in een onbeduidende loods in Posen.
Om de hoek kwam ik bij het instituut van geschiedenis. Dit viel helaas in het niet bij het Staatsarchiv, want ook dit pand was de natte droom van een blinde symmetrofiele architect met een voorliefde voor goedkoop beton.

zondag 12 oktober 2008

Het verleden links laten liggen...


Elke plek heeft een geschiedenis, maar Berlijn heeft er wel erg veel van. Het mooie is dat de geschiedenis hier werkelijk overal te vinden is, ook bij mij om de hoek. Als ik de Ueckermünder Strasse uitfiets kom ik (mits ik linksaf sla bij het uitgaan van mijn voordeur) bij de Norweger Strasse. Hier bevinden zich aan de linkerkant van de straat huizen zoals dat van mij. Hoge pastelkleurige 19e-eeuwse huizen die in de DDR tijd voorzien zijn van fantasieloze balkons. Aan de rechterkant van de Norweger Strasse staat een betonnen schutting, wie even verder rijdt in zuidelijke richting kan met de fiets een groot viaduct op en heeft van daaruit zich op het land achter de schutting. Hier ligt een woestenij van berken, bosjes, spoorlijnen (er splitsen drie S-Bahnlijnen) en verroeste rommel. De huizenblokken aan mijn kant van de schutting en aan de andere kant van de woestenij staan wel tweehonderd meter van elkaar af. Hier ligt een groene strook midden in de stad. Hier stond tot in 1989 de Muur. 28 jaar lang konden de mensen in de Ueckermünder Strasse alleen rechts de Oslöer Strasse in. Nou ja, ze konden wel naar de Norweger Strasse, maar daar konden ze niet verder. Niet verder lopen en niet verder kijken.


Het is moeilijk voor te stellen dat de stad voor iets meer dan een miljoen Berlijners de stad hier ophield. Mijn straat ligt nu midden in Berlijn en lag toen aan de westelijke grens. Als ik in de Norweger Strasse rechtsaf sla en naar het noorden rij dan kom ik bij een ander viaduct en bij S-Bahnhof Bornholmer Strasse. Hier, bij de Grenzübergang Bornholmer Strasse konden de Ossi's als eerste om half twaalf 's avonds op 9 november 1989 de Wessies bezoeken. Enkele jaren later werd de tramlijn vanuit het Oosten naar het Westen doorgetrokken en zijn er bruggen bijgebouwd en heropend, maar nog steeds bevindt er zich een grens tussen Prenzlauerberg (mijn wijk) en Mitte (aan de overkant). Mitte worstelt met criminaliteit, werkloosheid en onvrede terwijl Prenzlauerberg langzaamaan uitgroeit tot een jonge-koppels-met-kinderen-die-ondanks-hun-voortschrijdende-leeftijd-nog-altijd-graag-de-hippe-grootstedelijking-uithangenwijk.

donderdag 9 oktober 2008

Gecast


Hallo do! Damen und Herren, Kekse und Birnen,

De afgelopen nachten was de bank (geen omvalgevaar geweest, gelukkig) in de huiskamer van de WG van Philipp mijn bed, maar sinds een kwartier weet ik dat ik een eigen kamer heb hier in Berlin. Ik woon vanaf vanavond in de Ueckermünder Strasse in Berlin Prenzlauerberg. Het kamerzoeken heeft me wat meer hoofdbrekens bezorgd dan ik had gedacht, want bij elke 'besichtigung' trof ik wel 20 concurrenten. Gelukkig verliep de 'casting' (Zo noemen ze het hier. Dat klinkt toch een stukje meer glamourous dan hospiteeravond. In Duitsland voelt de kamerzoekende zich een ster en in Nederland lijkt het meer of er een ziekenhuisbezoek in het verschiet ligt) in de Ueckermünderstrasse soepel. Vanaf zes uur vanavond kan ik mijn nieuwe kamer in. Vanuit 'Standort Prenzlberg', het Amsterdam-Zuid van Berlin zal ik verslag doen van mijn belevenissen aan de dorpsuniversiteit van Dahlem; de Freie Universität Berlin (afbeelding is het Ubahnstation van de Uni), en het leven van alledag in de Duitse hoofdstad.