dinsdag 27 december 2005

Wat ben ik?

Tijdens Sinterkerst, dé traditionele feestdag op 23 december, verzamelde een hechte vriendengroep zich in het legendarische Grote Lombokhuis (te Lombok). Aan de lange schragentafels laafden zij zich aan de heerlijkste spijzen. De ene gang was nog orgastischer dan de andere. Iedereen had duidelijk zijn best gedaan. Het was een lust voor het oog, een lust voor de tong en bovendien een lust voor het oor. Het vrolijk gekwinkeleer van de adolescenten vulde de ruimte en zou zelfs de grootste zwartgallige piskijker een lach op het gezicht hebben getoverd.
In deze amicale ambiance ontvouwde zich na het copuleuze diner het belangrijkste van deze decemberavond: de uitwisseling der geschenken... Niemand had zich hier met een jantje-van-leiden afgemaakt. Desalniettemin werd het een grote janboel van cadeaupapier en ellenlange gedichten, nee de aanwezigen waren niet voor jandoedel bijeengekomen. Het was geen avond van Jan kom kietel me.
Na het uiteenscheuren der papieren verpakkingen van de pakjes ontspon zich een gesprek over de vraag wie de grootste nerd was. De vrienden kwamen er niet uit. Maar gelukkig staat de moderne techniek voor niets, er bestaat een testje voor. De schrijver dezes kan met gepaste trots melden een score van 95% te hebben gehaald! Een volbloednerd.

donderdag 22 december 2005

Een schizofreen is nooit alleen...

Sommige dingen kan je niet alleen doen. Of je kan ze niet alleen doen.
Een aantal voorbeelden:

- Merci kopen en opeten.
- Kaasfonduen.
- Badmintonnen.
- Wippen.(Let wel, op een wip! Geen wipkip.)

Sommige dingen kan je alleen alleen doen. Of je kan ze alleen alleen doen.
Een aantal voorbeelden:

- Bij jezelf te rade gaan.
- Een solo. (Lang of kort, maakt niet uit.)
- Dromen.
- Alleen zijn.

Sommige dingen kan je alleen niet alleen, maar ook niet niet alleen. Of je kan ze alleen niet alleen, maar ook niet niet alleen.

En dat is pas echt jammer.

zaterdag 17 december 2005

Ouderwets stevig swingen II

Er is één ding dat me al jaren bezig houdt.
Wat fluit een hardcore death-metal fan op de fiets?
Hier zou een wetenschapper zich eens over moeten buigen. Er zijn natuurlijk verschillende mogelijkheden:
1. De death-metal fanaticus heeft altijd een mp3 speler op zijn harses. (foute boel)
2. De dode-metaal liefhebber fluit niet, maar brult. (huuuuu, eng!)
3. Het langharig tuig fietst niet. (schande! schande! schande! Driewerf schande! Wie fietst er nou niet? Rota ruo, ergo sum!, dat zeiden de groten der klassieken al.)

Wie, o wie helpt me uit de brand? Ik ben als dikke tante Mina Lutteput. Wie? Wie? Misschien ken je iemand die van die muziek houdt. Ja, normaliter hou je dat geheim, maar dit is wetenschap. De onderste steen moet boven!


PS Boudewijn de Groot heeft ooit 'A well respected man' van de Kinks gecoverd. Ik ken pas sinds kort het nummer van de Kinks (dankzij Pim en Suzan), nu nog op zoek naar die van Boudewijn de Groot.
Wat een toeval! De Kinks en Boudewijn de Groot in één, kan het beter? Het antwoord volgt later...

donderdag 15 december 2005

Blues

Het is een bekend gegeven, verdriet leidt tot het mooiste. De mooiste liederen, gedichten, boeken en schilderijen gaan over verdriet. En het summum van verdriet is zonder twijfel liefdesverdriet. Dit leidt tot grootse inspiratie, zegt men.
Is inspiratie nat en rolt het uit je ogen? Ik hoop het, want dan kunnen jullie ongetwijfeld binnenkort mijn eerste roman verwachten. Een vuistdik boek met de titel Hemelzwart. Ook vermoed ik dat mijn eerste film, Starstruck, in januari in de meeste bioscopen vertoond zal worden. Gaat erheen! Of luister anders naar de luisterliedjes met een scherp randje die op de cd Constant Huygens Unplugged te beluisteren zijn. Een cd, ook van mijn hand.
Vooralsnog is het behoorlijk leeg.

woensdag 14 december 2005

Blusdeken

In de serie Gezinsverhalen volgt nu het verslag van het vertoeven van de Van Lakervelden in den vreemde.

Het gezin zat al weken uit te kijken naar de reis. De voorpret was zo enorm dat het werkelijke bezoek alleen maar tegen zou kunnen vallen, maar dit bleek niet het geval. Gelukkig maar. "Maar waarheen", zult u zich afvragen, "zou het befaamde Leidse vijftal afreizen?" Welnu, beste lezer, naar Lancaster. Aldaar zou de oudste telg haar mastertitel uitgereikt krijgen. (Ach, wat worden kinderen toch snel oud. Ik weet nog goed hoe ze geboren werd, tsja...) Ja, zo'n uitreiking der mastertitel is waarlijk geen kleinigheid. Dat staat in de hiërarchie ongetwijfeld boven het Overlevingsbrevet, hoewel watertrappelen met kleren aan bepaald geen sinecure is, dat weet een kind. Kortom de master in spé, de ouders en de tweeling zaten al weken met rode koontjes te wachten tot het moment gekomen was dat ze gezamenlijk naar Lancaster zouden afreizen. Alhoewel, geheel gezamenlijk ging het gezin niet op weg. Een meerderheid van vier verplaatste zich per Peugeot Partner en ferry (niet Hoogendijk). De jongste dochter zag zich door studiedruk genoodzaakt haar bezoek tot een minimum te beperken. Als een ware vrouw van de wereld liet zij zich invliegen om van de ceremonie getuige te zijn. Aldus geschiedde.
Het gezelschap nam zijn intrek in een koddige cottage in het Lancastriaanse heuvelland. Hier brachten zij met plezier het weekend door, maandag zou het ware reisdoel immers pas plaatsvinden. Zij vulden hun tijd met wandelen, lezen en het kijken van Disney-films. Ondertussen was het aantal flauwe grappen niet van de lucht. Het is u ongetwijfeld bekend dat de schrijver dezes hier groot plezier aan beleeft en er zelf graag deel aan heeft. Nu heeft hij dit niet van een vreemde. Een appel valt doorgaans niet ver van de boom. De pater familias heeft alle remmingen laten varen sinds zijn kroost het huis heeft verlaten, zo lijkt het althans. Aan de lopende band kraamt hij nonsens uit. Het summum hiervan was wel zijn niet aflatende stroom verhalen over Pakze.
Pakze is de naam van een imaginaire hond. Deze naam had de oude man enkel en alleen verzonnen om omstanders de stuipen op het lijf te jagen. De vader van het gezinnetje zag helemaal voor zich hoe voorbijgangers verstijfd van schrik zouden blijven staan als hij zijn hond riep: "Pak ze! Pakze!" Om hetgeen aan zijn geestesoog voorbijtrok kracht bij te zetten riep de man te pas en te onpas plotseling de naam van zijn hond en veinsde bovendien dat de trouwe viervoeter hard aan zijn leiband (eveneens imaginair) trok. De verhalen over het lieve huisdier waren zo talrijk dat ondergetekende precies weet wat voor hond Pakze is. Het is een zogenaamd vuilnisbakkenras, met korte krul, een soort kroeshaar. De kleur is aldus onduidelijk want vlekkerig van aard. Het beestje is niet groot en niet klein. Hij is aartsbraaf en luistert uitstekend naar zijn naam.
Vreemd genoeg werden de verhalen over Pakze afgewisseld met onverwachte exclamaties van de zin: "had ik maar een blusdeken". Voorgaande uitgesproken als ware de vader een Rinus Michels-imitator. Zowel bij de verhalen over Pakze als bij de blusdeken liep de moeder paars aan en schoot in een nimmer aflatende lachhik. Zoon en dochters konden niet anders dan met open mond en verschrikking in de ogen toekijken. (Hoewel de potsen van hun vader ook meer dan eens een lach aan hen ontlokten) Vervolgens herpakten zij zich, gebaarden naar de verbaasde Engelsen dat hun ouders became mad, indeed, om erna het ouderpaar weer tot bedaren te brengen.
De uitreiking zelf was een lust voor oog en oor. De professoren kwamen ieder in hun persoonlijk kleurig kleed de grote zaal in, begeleid door drie trompettisten. Een waar schouwspel. De alumni, ook gekleed in lange gewaden en getooid met een hoed met kwastje, werden gefeliciteerd door de rector magnificus. Tot slot kreeg Prinses Alexandra een eredoctoraat uitgereikt in de muziek. Het kon de vijf zeer behagen in dat zij in Engeland getuige waren van een typisch engelse situatie. Klassen spelen nog immer een belangrijke rol in het Verenigd Koninkrijk en het ontging de oplettende luisteraar natuurlijk niet dat het Uwe Koninklijke Hoogheid niet van de lucht was.
Vanaf deze plek zou ik nog graag de oudste dochter willen feliciteren met het behalen van de mastertitel: Gefeliciteerd!

zondag 11 december 2005

Europeaan

Als je nou toch naar Engeland gaat als goedgeaarde Nederlander, dan ga je er toch vanuit dat je geen paspoort nodig hebt. Het is toch belachelijk dat je dan in Woerden vlug uit de trein moet om terug naar Utrecht te treinen om je paspoort uit je kamer te vissen. Het is vooral volslagen ridicuul dat je dan daarna niet naar Leiden moet, maar naar Maassluis. Dan moet je dus met de sneltrein naar Rotterdam en vandaar uit met de Sprinter richting Maassluis-West. West? Is Maassluis groot genoeg voor twee stations? Ja, Vlaardingen heeft er zelfs drie, belachelijk, grootheidswaan! Bah! De mensen daar hebben te lang onder de rook van Rotterdam gewoond en zijn volkomen de weg kwijt.

Ik groet u vanuit Britannia!

woensdag 7 december 2005

Ouderwets stevig swingen

Ik heb normaal al een onbedwingbare lust om met de liedjes in mijn hoofd mee te zingen. Op de fiets en in een lege treincoupé geef ik me gewoon volledig over aan deze neiging. Dan zit ik te zingen dat het een lieve lust is. Tranentrekkers, levensliederen, kinderliedjes, chansons, folksongs, canons (lastig hoor, alleen) en popsongs. Nog erger is dat ik ook ritmisch meebeweeg, dansen kan ik het niet noemen.
Nu heeft de Sint bij zijn bezoek aan Nederland voor mij een mp3 spelertje achtergelaten. Dat is de goden verzoeken natuurlijk! Met echte muziek op mijn oren kan ik me gewoon niet inhouden. Ik swing dus nu voortdurend de pan uit. Dus als je me schokschouderend, hoofdknikkend en onsamenhangende geluiden voortbrengend langs ziet rijden op mijn racefiets, schrik niet. Nee ik heb geen beroerte, geen epileptische aanval. Er is gewoon sprake van ouderwets stevig swingen.

Dan wil ik graag afsluiten met een rijmpje nog uit Krakau:

Een oude man uit Hillegom
ging 's avonds graag een blokje om.
Dan liep hij langs de bollenvelden,
waar de Polen bollen pelden.

Hij kon die Polen zeer waarderen.
Hij vond die Polen toffe peren.
Maar je had ook halve zolen,
en die waren tegen Polen.

zaterdag 3 december 2005

Jargon

Amai, vandaag om half een gaan trainen. Nou ja, eerst was het bd-time met de Swabo familie. Om een uur toch vertrokken, langs de Leidsevaart tweeënvijftig zestien. We gingen en bloc, op de grote plateau. De Spijker voerde de forcing en zat met zijn hol open en zijn tong tussen de spaken te stoempen op de kop. Ik zat in zijn wiel met mijn pik te spelen. Ik had moraal.
Toen het mijn aflossing was liepen toch de benen vol, tsja pap in de benen, ik reed met vierkante wielen. Maar ja je moet toch hard trainen om niet in de mongolenwaaier terecht te komen. Ondertussen was het gaan regenen, gelukkig hoefden we bij de heuveltest bij Meijendel maar drie keer tweeënvijftig veertien omhoog. Toch was ik blij dat ik mijn lupaatje had meegenomen, anders had ik het nog zwaarder gehad op de terugweg.
Terug reden we voor de wind op negenendertig vijftien, dat is geen verzet natuurlijk, maar je moet je rust pakken. De Spijker en Meijer sloegen bij Wassenaarse slag af, maar Dikbil en ik volgden de Duif naar de Bollenstreek, daar lagen kleren van Den Dissel, die Dikbil mee moest nemen. Toen de Duif was afgeslagen reden Dikbil, Michiel, de Duitser en ik nog als een malle over de Boender.
Toen we daar van iedereen afscheid hadden genomen reden Dikbil en ik naar huis. Want ja, de finish ligt pas aan de meet. Door de regen was mijn fiets vies. Kon ik na zo'n zware training ook nog eens mijn kader gaan kuisen.

Amai, Parijs is nog ver.

donderdag 1 december 2005

Trui

Op de weg van school naar huis kwam ik altijd over een brug. Ik weet de naam niet, maar het was op het punt waar de Broekweg eindigde en je via een slinger het schuttersveld op reed. Een brug en viaduct tegelijk eigenlijk, en een spoorbrug. Hier won ik wedstrijden nog voor ik wedstrijden reed. Vooral aan het eind van het schooljaar, als de tour op televisie was, hoorde ik het commentaar als ik de brug op fietste. “Er is nog slechts een selecte groep aanwezig op de flanken van de Aubisque en Erik van Lakerveld zit er nog bij…” Op mijn blauwe racefietsje en met mijn tas op mijn rug hoopte ik dan ook altijd heimelijk dat er iemand naast me zou komen fietsen, met moeite, om me te vragen of ik aan wielrennen deed. Ik kon dan daarop antwoorden dat ik gewoon van mezelf zo hard fietsen kon. Vervolgens zou de, nu toch sterk hijgende, vreemdeling me uitnodigen om bij de wielervereniging te komen fietsen.
Helaas, ik ben nooit ontdekt door een vreemdeling…
Toen ik veertien was stopte ik met atletiek, want ik mocht van mijn ouders op wielrennen. Ik had informatie ingewonnen bij Swift. Gijs had me op zijn eigen onbeschofte manier te woord gestaan: “Juh, je mot gewoon in het clubblad kijke, daarr kejje zien wanneer de jeugd trraint” Dat deed ik. En ik kreeg een fiets, een rood-witte Koga Miyata superwinner. Ik geloof dat mijn familieleden dit de mooiste vinden die ik ooit gehad heb, maar ik ben het er als kenner mee oneens, dat spreekt. Op mijn verjaardag kon ik trots aan iedereen mijn fiets laten zien en ik droomde avond aan avond over mijn successen op de fiets.
Helaas, ik boekte nooit successen op de fiets.
Ik was werkelijk een schlemiel op de fiets, maar net als bij alle voorgaande sporten zat ik daar niet echt mee. Ik vond het gewoon leuk. Dus onderging ik vrolijk mijn lot, ik reed de eerste anderhalf jaar geen wedstrijd uit. De anderhalf jaar daarna, als nieuweling, moest ik bij meer dan de helft van de wedstrijden vanaf de kant toezien wie er won. Nee, bij de junioren was het beeld niet anders, ik heb in twee jaar tijd nooit een betere uitslag gereden dan 14e. Zowel in Kruiningen als in Maren-Kessel kwam ik op deze hoogte. Dolgelukkig natuurlijk, want deze plek leverde toch zeker zeven euro op!
In de winter dat ik zou moeten kiezen in welke seniorencategorie ik door zou willen gaan werd de SwABo opgericht. Dit was een samenwerking tussen Swift, de Bollenstreek en Avanti, en ze wilden me best opnemen in hun elite/belofte ploeg. Dit is het hoogste amateurniveau. Dat leek me wel wat.
Mijn eerste wedstrijd als belofte was de Ronde van Steenbergen. Ik was met de trein er naartoe gegaan, althans naar Bergen op Zoom en had de rest gefietst. Alle moeite was vergeefs, want na anderhalf rondje, ongeveer vijf minuten, was ik eraf. Er aan voor de moeite. Helaas, ik… Ho, nee geen helaas, want twee weken later werd ik clubkampioen en ik werd 19e in de Ronde van Waddinxveen, met 100 deelnemers. Vreemd genoeg beviel me deze hogere categorie beter dan de junioren. En ik reed hier meer dan de helft van de criteriums uit. De klassiekers waren te zwaar, maar het jaar erna reed ik die ook uit en hoefde ik slechts bij enkele criteriums voortijdig de kleedkamer op te zoeken. Dit jaar leek het aanvankelijk een beetje tegen te vallen, de uitslagen althans. Maar ik plaatste me voor het NK, ik won de tijdritcompetitie van Zuid-Holland. Maar het mooiste volgde in de zomer. Ik werd vijfde in Nootdorp, 13e in Rotterdam, en eindigde daar ook goed in het klassement. Ik won de leidersprijs in Zeist. Ik reed werkelijk als een beest op het Nederlands Studentenkampioenschap, ik had top drie kunnen rijden, ware het niet dat mijn vluchtgroepje in extremis werd teruggepakt. De dag erna was het wel feest. Ik voelde me niet al te best, maar mijn ploegmaat Wobbe van den Kieboom, VDK voor kenners, bleef me naar voren brengen (ik was als een soort kopman aangesteld in deze laatste klassieker van het jaar) terwijl de rechte wegen van de Haarlemmermeer onder onze wielen weggleden. Zijn moeite bleek niet voor niets. Bij Schiphol reden er elf man weg, zo’n 25 kilometer voor de meet. Hier zat ik bij. En zoals in mijn stijl ligt, ik werd 11e. Maar elfde in een wedstrijd als deze is goed, er zaten twee profs in de kopgroep. Alle renners kwamen uit een continental team, dat is hoger dan mijn clubteam, op twee na, ik en een andere jongen. Die ander had overigens een klassieker eerder dat jaar, ook in de Haarlemmermeer, gewonnen. Hij was dus, zoals wij zeggen, geen pannenkoek.
Maar u zult zich wel afvragen, vanwaar dit hele verhaal? Is dit zijn afscheidsreden? Hangt hij de fiets in de wilgen? Stopt hij op zijn hoogtepunt? Welnee, mijn hoogtepunt moet nog komen. Het is slechts een opstap(je) naar een leuke mededeling. Ik ga op 25 maart ’s lands eer verdedigen op de Wereldkampioenschappen Wielrennen voor Studenten in Herentals (België)! En dit is een nieuw hoogtepunt. Want bij zo’n wk kan ik een trui winnen. Dit is het hoogste in het wielrennen, een trui. Ook al win ik waarschijnlijk niet, ben geen winnaarstype hè, te aardig, het idee alleen al geeft een kik. Nu alleen hopen dat ik niet uren in de file sta voor de start en op het nippertje op tijd kom en stijf van de zenuwen op moet geven na half koers, zoals op het nk.