zondag 29 januari 2006

Meegemaakt en opgemerkt

* Een 'presentation' betekent geen presentatie, maar een samenvat- en voorleesbeurt.
* Op een Grieks feest draaien ze daadwerkelijk de Sirtaki en dansen de jongens met hun armen in de lucht. (borden blijven heel)
* 'Chips & Cheese' is een aanrader.
* Een 'Reliability Ride' heet niet zo omdat het zo'n betrouwbare groep renners is, maar omdat je alleen op je zelf kan vertrouwen.
* Engelsen hebben slechts een beperkt vélobulaire (fietsidioom). Geen 'porridge in the legs' of 'with your hole open'.
* Een echte Engelse fietserslunch (althans bij Charlie) bestaat uit witte boterhammen met gebakken spek en bruine saus en ettelijke kopjes thee met melk (hoera!).
* York heeft zo'n onverstaanbaar accent dat Yorkers elkaar niet eens begrijpen.

Is that all, lov'?
- Yes, it is.

dinsdag 24 januari 2006

Lyriek

Wat een weer vandaag! De Anglicanen alhier klagen steen en been over de bittere koude, maar ik geniet met volle teugen. Had ik schaatsen bij me, dan waren ze uit het vet en stond ik ze nu zingend te slijpen. Hoewel, er zijn hier weinig sloten en meren die daadwerkelijk dicht zouden kunnen vriezen. Gelukkig heb ik altijd nog mijn rijwiel. Mijn stalen ros, uit het vet noch geslepen, maar toch voldoet ie. Mijn trouwe tweewieler.
Het weer gaf de ommelanden een luister mee die ik nog niet eerder zo had ervaren. De blauwe lucht, het laagje mist boven de groene velden en het VSM landschap: bomen en heuvels vormden een pastelkleurig landschap dat steeds lichter werd tot het vervaagde in de lucht. Geen horizon.
Dat was nog toen het licht was, maar nu 's avonds voegt York een extra dimensie toe aan het winterweer, en andersom. De hele stad ruikt prikkelende naar kolenkachels. De rook kringelt op uit de vele schoorstenen envermengt zich met de mist. Dit geeft de stad een mystiek (of is het juist mistiek?) sfeertje.

De maaltijd wacht. Stamppot? Snert? Yorkshire pudding?

zaterdag 21 januari 2006

Bergafwaarts

Vandaag heb ik me voor en training bij de mannen (en een vrouw) van Clifton Cycling Club gevoegd. Ik had op internet gelezen dat ze elke zaterdag vanuit het centrum de omgeving in trokken, en dat leek me wel wat. Een kans om mensen te ontmoeten en om de omgeving een beetje te leren kennen.
Iets over tienen vertrokken we met een mannetje of twaalf voor een tocht heen en weer naar Malton. Hier liggen een aantal Zuid-Limburgachtige steile korte heuvels, en die zochten we natuurlijk op. Een beetje een wielrenner houdt niet van plat. (ik wel, maar ik hou ook van spaghetti met komijnenkaas en appelstroop, dus dat zegt niets) Het tempo lag niet heel hoog en aanvankelijk dacht ik dat ik erna misschien nog wat extra zou gaan trainen, maar de heuvels bleken echte kuitenbijters te zijn, dus na 2,5 uur had ik wel genoeg gedaan. Gelukkig ging het af en toe ook naar beneden en nu heb ik als maximum 78km per uur op mijn tellertje staan. Gordels vast...
Ik heb me tijdens de rit een beetje laten voorlichten over de wielrennerij in de omgeving. Er is voldoende te doen, zo begreep ik. Tijdritcompetities, wegwedstrijden en zelfs criteriums.
Toen de groep probeerde een soort wedstrijdje te maken van het einde van de tocht kwam ik met Charlie alleen vooruit te zitten. Vlak voor het plaatsnaambordje (niet York, maar de naam is me ontschoten) reed ik hem los. Hij was onder de indruk. Ik werd door hem meteen gerecruteerd voor de openingswedstrijd van het seizoen. Dit is op de eerste zaterdag in maart in Liverpool. Het is een zogenaamde handicaprace. Dit betekent niet dat er alleen kleurenblinde, krombenige en slordig in elkaar gezette coureurs mogen deelnemen. Het houdt, als ik het goed begrepen heb in, dat iedereen op een andere plek op het parcours begint, met de 'langzaamsten' vooraan en de snelsten achteraan, zodat het bij de finish heel spannend wordt. Lijkt me leuk.
Daarnaast verzekerde Charlie me dat ik altijd wel een lift naar de wedstrijden in de buurt kon krijgen. Dat is natuurlijk ideaal.
Tijdens de rit heb ik niet alleen Engels gepraat, want het bleek dat een van de renners Nederlands en bestuurskunde had gestudeerd in Hull. En ik moet zeggen, hij sprak goed Nederlands. Ok, zijn accent was een beetje vreemd, maar nog altijf beter dan veel in Nederland wonende Engelsen. Zijn zinsbouw was echter perfect en het was best grappig om met een Engelsman Nederlands te praten. Ik kan het nog.
Kortom, ik heb een prettige training beleefd en morgen ga ik met Charlie en een voor mij nog onbekende ander de hogere heuvels aan de westkant van York in. Boterhammen mee dus.

woensdag 18 januari 2006

Ondeugend

Vandaag had ik mijn eerste college... Ja, het was een zware anderhalve week. Na binnenkomst in de haast onvindbare zaal, toch gevonden, nam ik plaats op een stoel in de kring. Ik was weer helemaal terug in mijn kindertijd (heb ik eigenlijk nooit verlaten, maar dat terzijde) op de Dukdalf. Een kringgesprek! Ik had alleen niets bij me. Geen object voor de vreemde-dingenkring, geen artikel voor de krantenkring, geen versje voor de gedichtenkring. Niets. Ik hoopte dat het een vertelkring zou zijn. En gelukkig, dat was het ook.
Vreemder voor me was de stoel waar ik in zat. Het had slechts aan één kant een armleuning. En daar zat een tafeltje aan vast. Je weet wel zo'n Amerikaans schoolstoeltafeltje. Zo een waar met geen mogelijkheid een multomap op past. Nou heb ik geen klapper, dus dat kwam goed uit. Maar ik vond het een ervaring. Ik voelde me helemaal saved by the bell.
Wel merkte ik dat de stoelen een verkeerde verhouding hebben, althans met mij. Om namelijk een beetje goed te kunnen schrijven moet ik onderuitzakken. Dan pas kan ik mijn onderarm op het tafeltje leggen. Maar nu het probleem: van mijn moeder moet ik altijd rechtop zitten! Want anders groei ik krom, zoals zovelen aan mijn vaderskant van de familie. Maar belangrijker nog: onderuitgezakte studenten maken volgens mijn moeder een ongeïnteresseerde indruk, en dat wil ik ten allen tijde vermijden.
Ik stond dus voor een torenhoog dilemma. Ofwel mijn academische vorming verwaarlozen door niet mee te schrijven. Ofwel door ongehoorzaam te zijn. Wat een gruwelijk keuze. Maar ik heb uiteindelijk besloten om met een uitermate geïnteresseerd gezicht iets onderuitgezakt me volledig op het onderwerp te storten. Madness and the Asylum, net wat voor mij!

zondag 15 januari 2006

Feest en lange marsen

Gisteravond was mijn eerste huisfeest in York. Omdat de tentamens voorbij waren, die zijn hier aan het begin van het nieuwe blok, en omdat er nieuwe mensen in het huis waren. (waaronder ik inderdaad) Helaas was er voor het feest niet omstandig geadverteerd en dus was de opkomst redelijk gering. Een groot deel van de huisgenoten was er niet... Dit mocht de pret echter in het geheel niet drukken. Er waren voldoende versnaperingen, voldoende Fransen voor de sfeer en een prettige ambiance. Toen rond middernacht, of even erna, de Strongbow en andere spiritualia opraakten besloten de Franse fuifnummers om een ander feest te bezoeken. Altijd op zoek naar nieuwe horizonten besloot de meerderheid van de feestvierenden mee te gaan op weg naar het volgende huisfeest, slechts vijfentwintig minuten lopen van Fulford Road.
Op dit moment in het verhaal is het belangrijk om even terug te gaan naar de avond ervoor. Die avond hadden we met een groepje besloten uit te gaan. In eerste instantie had Gildas ons voortvarend naar een soort loungeclub geleid, alwaar Guillaume en enkele andere Franse studenten zich in weelde wentelden. Dit prettige knijpje sloot echter al om elf uur de deuren en dus stonden we snel weer buiten. Op dat moment namen de Fransen het heft in handen, maar zoals zou blijken, met de Franse slag. Na twintig minuten wandelen bleken we namelijk op weg te zijn geweest naar een reggae feest dat al afgelopen was. Onverrichterzake keerden we weer terug binnen de muren van York. (Echter vlak voor de muren in een parkje zagen we nog wel een beschonken Engels vrouwspersoon met haar billen bloot op het gras liggen terwijl even bezopen vriendinnen probeerden haar af te schermen van nieuwsgierige voorbijgangers, tevergeefs. Vermoedelijk moest het meisje plassen, maar was die handeling iets te ingewikkeld in benevelde toestand en was ze omgevallen. Over twee weken kan ik kwartetten met blote ledematen!)Uiteindelijk hebben we nog een pub gevonden waar we alsnog een prettige tijd hebben beleefd.
Toch betekende hetgene dat we vrijdag meemaakten een voorbode voor wat ons zaterdag te wachten stond. We gingen naar een huisfeest waar Harriet aanwezig was. Aanvankelijk wisten we alleen de straat waar het huis in kwestie, en dus ook het feest, zich bevond. Onderweg kregen we meer informatie: het was nummer 141, maar Harriet had left the building. Na ampel beraad besloten we om als doorgewinterde party crashers toch onze weg te vervolgen naar het feest. We hebben echter huisnummer 141 helemaal nooit gevonden. De rijtjeshuizen stopten bij 125 en gingen verder bij 145. Daartussen zaten twee appartementen complexen. Eén ervan met huisnummer 127 en de ander had de nummering van de zijstraat. Kortom we bevonden ons in een soort Bermudadriehoek waar huizen en feesten in het niets leken te verdwijnen. Na veel vruchteloze zoekpogingen hebben we het opgegeven en zijn we terug gegaan en hebben ons bed opgezocht...
Kortom, ik heb me uitstekend vermaakt. Ik heb het niet snel koud en ik heb geen problemen met nutteloze verplaatsingen (anders neem je niet deel aan de Ronde van Abbenbroek). Bovendien is het erg grappig om te zien hoe iederen elkaar als makke schapen volgt terwijl er geen duidelijk plan is. Ik dacht altijd dat dit een Italiaans verschijnsel was, ik noem een Voghera, maar kennelijk is het wijder verbreid.
Ja, je maakt wat mee als Vredestein band.

donderdag 12 januari 2006

Vers

Ik heb in de tussentijd kennis gemaakt met meer huisgenoten, en het leek me leuk om die ook even aan jullie voor te stellen. Op de avond van mijn eerste post leerde ik juliang (fonetisch) kennen. Hij is een Maleiër en stelt voortdurend vragen. Hij woont net als ik op de begane grond.
Daarnaast arriveerde enkele dagen geleden Inez, een klein Spaans meisje uit Sevilla. Zij bleek de vriendin van Gildas te zijn en oimdat ze elkaar tijdens de vakantie niet gezien hadden zaten ze gezellig samen spaanse ham en franse kaas te verorberen. Gelukkig kregen wij ook een hapje.
Naast deze kleine Spaanse werden we ook nog eens getrakteerd op de terugkeer van een Franse armada. Samia uit Toulouse en Emiline uit Marseille praten nu voortdurend frans met Gildas en Guillaume, een huisvriend. Dit zorgt voor een kakofonie aan geluid omdat de helft van het huis gebrekkig engels praat en bovendien altijd de televisie aan staat. We hebben maar vijf netten, dus meestal staat er een programma over chimpansees aan of darts, zoals vandaag. Jelle Klaasen heeft gewonnen! Jee!
Maar goed, behalve voornoemde buitenlanders heb ik vanavond kennis gemaakt met een inboorling, te weten Rob. Rob ziet er uit als een verlopen Daniël Lohues. Hij heeft dezelfde pafferige kop, donkere krullen en dikke buik. Wel heeft hij een bril, en geen zonnebril zoals Lohues weleens op heeft. Dus het is 'm niet. Misschien speelt hij wel heel goede blues. Daar moet ik eens naar informeren.
Ik heb nog steeds de mythische James niet ontmoet, maar ik heb wel Patrick zien lachen toen we gisteren met onze laptops in de keuken zaten en elkaar onze muziek lieten horen. Men was overigens niet zo gecharmeerd van I wanna be a hippy van de party animals. Onbegrijpelijk!

Dan zou ik graag deze update willen afsluiten met een paar losse opmerkingen:

- Engelsen rijden links, maar lopen rechts. Waarom?

- Ik rij af en toe rechts, maar kom er meestal op tijd achter dat dit niet de bedoeling is.

- Als je very outgoing bent betekent dit niet dat je een uitgaanstype bent.

- Waarom kan je in elke supermarkt dozen vol kant en klare maaltijden kopen, maar geen bladerdeeg, witlof, lemon curd en aanmaaklimonade? Schande!

- In Engeland is het hip om zadels te jatten, daarom zit mijn zadel nu met een slot aan mijn fiets.

woensdag 11 januari 2006

Fietstocht

Van York
via Rufforth
en Hutton Wandesley
rechtdoor in Long Marston.
Na Bickerton
linksaf naar Walton,
daar de tweede links richting Wighill.
Aldaar rechtsaf naar Tadcaster
en Bolton Percy.
Linksaf: Appleton Roebuck.
Tweede links naar Acaster Malbis,
Copmanthorpe,
Bishopsthorpe,
en Fulford.

Mind the pedestrian!

Loflied

Dankzij Nynke eet ik nog elke ochtend een lekker grote bak Brinta(bee). Waarvoor dank. Dit tot verbijstering van Chris, onze poetskabouter, die zelf altijd bij ons tosti’s staat te bakken, zoals vanmorgen. Of hij zit televisie te kijken. Of hij leest de krant. Of hij houdt een praatje. Hij doet een heleboel, maar hij doet bar weinig. Hij moet elke dag vier uur lang ons huis schoon maken(al ridicuul genoeg, zo vies zijn we niet), maar desalniettemin is het er niet okselfris. Maar dit terzijde.
Brinta dus. Ik ben elke dag weer dankbaar dat meneer Brinta ooit dit ontbijt der kampioenen heeft uitgevonden. Wat is er immers lekkerder dan een groot bord dampende Brinta? Het parfum van gekookt karton met melk doet zelfs de grootste chagrijn met een ochtendhumeur lachend de dag tegemoet treden…
Zoals de goden allemaal afkomen op de zoete geur van ambrozijn diep opsnuiven als hen op de Olympos een feestmaal te wachten staat, zo sta ik ’s ochtends in de keuken van mijn studentenhuis in York. Met bibberende neusvleugels van genot en de wetenschap dat ik de dag mag beginnen met zo een hemels maal. Dan ben ik geroerd tot in het diepst van mijn ziel. (Dat is belangrijk anders brandt het aan, dus: goed roeren)
Oh Brinta! Je bent een genoegen voor elk zintuig. Je smaak, als de beste wijn. Je geur als een bloemenbed in april. Het geluid dat je maakt wanneer ik het met aan kunst grenzende elegantie in mijn papbak kwak. Oh, en dan heb ik het nog niet eens over je textuur, hoe het voelt. Niets is zachter, daar kunnen geen babybilletjes tegenop. Nee zelfs Page komt er niet bij in de buurt. Het is alsof ik zijde inhaleer. In één woord: supercalifragilisticexpialidoceous!
Maar gruwel, over enkele dagen zal het pak leeg zijn… Heeft mijn leven dan nog zin? Wat moet ik dan? Eieren, champignons, bacon, worstjes, tomaten, bonen, jam en toost?

Full English Breakfast?

There once was an old man in York,
He was killed with only a fork.
The killer was caught,
Said: "Just as I thought
Human flesh tastes better than pork."

maandag 9 januari 2006

Uit

Op de eerste zaterdagavond was het meteen raak. De pub lonkte. De roep was te luid om het te weerstaan en daarom had Gildas een aantal jongelingen uit Fulford Road 65-67 opgetrommeld om York eens even goed onveilig te gaan maken. Zo gezegd, so done.

Claudia, Gildas, Sacha, Chiara, Martha, Mikhail en Erik wandelden langs de Ouse naar het centrum waar de gehele Yorkse jeugd al op de been was om eens flink te gaan kantelen. Het was pas half tien, voor de Hollander in het gezelschap was het dus een behoorlijk vreemd gezicht. In Nederland ben je niet bepaald hip als je al om half tien je stampub in komt waaien. Nee, het liefst steek de Nederlander zijn hoofd pas rond middernacht om de deur van Lokaal 9. Maar dit was niet het enige dat opviel. Eigenlijk vielen de nieuw aangekomen Erasmusstudenten van de ene verbazing in de andere. Zo bleken Engelse meisjes het dragen van een jas op een natte koude winteravond volkomen onnodig te vinden. Op naaldhakken en in opzichtige kleding gehuld bibberden ze door de straten. Het leek haast of er een themafeestje in de stad was waarvoor de dames zich verkleed hadden. Het leek wel of het een wedstrijdje sletterig kleden was. Maar nee, dit is folklore, bezweerde Gildas. Je kan de Engelse meisjes alles laten doen op een uitgaansavond, knipoog, niets is te gek. Maar na afloop zijn ze je naam vergeten, zuchtte hij.

Na enkele vruchteloze pogingen om een geschikte pub (waaronder café Orgasmic!?) te vinden zeeg het groepje neer in de zachte stoelen van een knijpje aan de oever van de Ouse. Hier probeerden zij elkaars talen te spreken, dat lukte heel behoorlijk. Nazdravje, prost, santé, salute, proost, cheers! De muziek was een vreemde mix van Franz Ferdinand, Abba en de Spice Girls. Kortom de stemming was opperbest.

Rond middernacht keerden de studenten huiswaarts en waren ze getuige van een opzienbarende gebeurtenis, althans in hun ogen. Vlak voor het groepje waggelde namelijk een zwaar beschonken Engelse met vriend. Zij, fors uitgevallen, had moeite om te blijven staan op haar hakken. Hij had moeite om haar overeind te houden, zij was immers fors gebouwd. Aanvankelijk zwalkten ze nog vrij succesvol, ze kwamen vooruit. Plotseling bukte de deerne, wellicht omdat er iets aan haar schoen markeerde, wellicht zonder reden ze was tenslotte lam. Bij deze onverwachte manoeuvre lichtte haar onderrug annex aanzet tot bilspleet bleek op in het licht van de straatlantaarns. Daar bevond zich een tatoeage. Ze had haar naam op haar rug getatoeëerd! Waarom? Wie zet in vredesnaam zijn naam op zijn rug? Was het opdat mannen ’s ochtends bij het ontwaken dan toch haar naam wisten als ze heimelijk haar kamer verlieten? Met moeite hees haar vriend haar overeind, en voort ging de tocht.

Maar het zat het koppel tegen. Na het oversteken van een straat was de schoen van de dame half los geraakt. Aangezien zij zich onmogelijk kon bukken om er iets aan te doen had de man zich laten verleiden tot hulp. Zonder enig succes stond hij aan haar voet te sjorren. Of hij nu uit evenwicht was geraakt en zich aan haar had vastgegrepen of dat zij zelf debet was aan datgene dat volgde is onduidelijk. Wel duidelijk was dat ze daar plotseling met een borst uit haar shirt tegen de gevel hing terwijl de jongen zijn aandacht nog volledig op haar schoen gericht had. Al met al maakte ze geen charmante indruk…

Toen zei Sacha: “En het was niet eens een mooie borst. Hij was lelijk!” En zo was het.

York

De komende zes maanden zal zich op deze plek een verhaal ontspinnen over een studentenhuis te York.

Hoofdpersonen:

Erik: De verteller. Nederlander van geboorte, Leidenaar uit overtuiging. (Wielrenner) Waarschijnlijk bij de lezer wel bekend…

Gildas: Fransman. Klein van stuk, maar vol met energie. Hij komt uit de omgeving van Parijs en studeert in Tours. Gildas is een vrolijke jongen, die nieuwe bewoners van het huis meteen op sleeptouw neemt met zijn schattige accent. Studeert geschiedenis. Buurman van Erik, in kamer 002.

Sacha: Ronde Amerikaanse met rood haar. (mooi rood is niet lelijk) Komt uit Californië, studeert in Berkeley. Ze woont net als Gildas al enkele maanden in het huis met de twee rode voordeuren, Fulford Road 65-67. Wanneer ze samen is met de kleine fransoos dan zijn ze net broer en zus. Doet ook geschiedenis.

Chiara: Italiaanse uit Bologna. Ze voldoet volkomen aan het stereotype Italiaanse beeld. Bruine ogen, zwart haar en onverstaanbaar accent. Ze lacht veel en heeft woordvindingsproblemen. Studeert biologie. Tegelijk met Erik aangekomen. Ze trekt veel op met een Italiaans vriendinnetje, Martha.

Mikhail: Komt uit Manchester, althans sinds vijf jaar geleden. Op zijn zeventiende is hij uit Rusland naar Engeland verhuist, maar maakt nog steeds een Russische indruk. Hij heeft een pokdalig gezicht, een modieus matje en is altijd charmant gekleed. Lange dunne jongen die op onnavolgbare wijze zijn muts kan afdoen. (hij rolt ‘m op tot boven op zijn kruin, buigt licht en neemt hem af) Studeert economie en management, of iets in die richting.

Claudia: Duitse. Ze zou aan Simon gekoppeld moeten worden want ze komt uit Bayreuth… Is vriendelijk, maar kijkt af en toe met licht wantrouwen in het rond. Fluistert af en toe met Sacha. Ze studeert biochemie.

David: Amerikaan uit Columbus, Ohio. Maakt meteen een Amerikaans gezellige indruk. Kent mensen uit Utrecht. Altijd een pré. Hij studeert economie (hier maakt de schrijver wellicht een vergissing, is het namelijk eigenlijk vergeten. Maar ja, het gaat om het verhaal). Laatste aanwinst van het huis. Arriveerde gisteren en betrok de andere kamer die aan die van Erik grenst.

Patrick: Eén van de weinige Engelsen in het huis (van de vijftien zijn het er ongeveer drie). Maakt zijn volk te schande door bebaard door het huis te stommelen zonder enig contact te maken met nieuwe huisgenoten. Verdere gegevens onbekend, hier zal navraag naar worden verricht.

James: Mythische bewoner van de tweede verdieping. Schijnt zichzelf te vervuilen en hiermee zelfs zijn overbuurman Mikhail van stankoverlast te voorzien. Plast bovendien nogal eens naast de wc op de tweede verdieping.

Chris: Schoonmaker, komt elke dag (behalve in het weekend). Zegt veel, doet weinig. Mist een halve voortand, de rest van de tanden zijn niet schoon. Schoonmaken Chris!

Dit is de aftrap, met deze 11 personen begint het avontuur. In de loop van het verhaal zullen er meer en meer personen bijkomen, tot er een afgerond geheel van is gebreid. Veel plezier!

maandag 2 januari 2006

Gele waterfontein

Vanochtend werd ik op het station van Leiden aangesproken door een vlotte jongeman in een geel windjack: "Wist u dat gehandicapte kinderen zeven keer meer gepest worden dan normale kinderen?" (Goh, dat ligt toch voor de hand) Ik maakte de menslievende vrijwilliger duidelijk dat ik haast had en dus geen tijd had voor een stichtend praatje. Maar ik dacht iets anders... Ik ben namelijk zelf sporadisch gehandicapt. Nu doel ik niet op mijn onvoorspelbare kleurenblindheid, maar op mijn aanvallen van doofheid.
Sinds vannacht ben ik weer eens doof aan mijn linker oor. Hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt een gemene ontsteking de slechthorendheid. Alles dat van links komt(de kogel?) klinkt alsof het plaatsvindt in een douchecabine of een zwembad. Daarbij veroorzaakt de druk op mijn trommelvlies ook af en toe een lichte duizeling. Geen paniek! Ik heb geen beroerte, ik kom nog soepel uit mijn woorden en er hangt nergens een mondhoek scheef.
Deze zomer viel het me nog op dat ik al twee jaar geen oorontsteking had gehad. Dat was me nog nooit overkomen, in mijn herinnering heb ik elk jaar in ieder geval één keer met watjes in mijn oren rondgewaggeld. Hierdoor heb ik al in een vroeg stadium afscheid genomen van een carrière in de wedstrijdzwemsport, ik was het duiken verleerd. De ergste keer was toen ik in de tweede of derde van het gymnasium zat, toen had ik een ontsteking aan beide oren. Dat betekende datik al helemaal met mijn kop in een aquarium rondliep. Bovendien, watjes werden toen (nu wel natuurlijk) niet gezien als bewonderenswaardige oorversierselen. Maar ja, ik kon moeilijk zonder stoppend materiaal in mijn gehoororgaan in de klas plaatsnemen. Een tsunami aan pus had dan zonder twijfel mijn klasgenoten doen verdrinken. Erg onaangenaam allemaal. En alle kosten voor herdenkingsdiensten en stille tochten. Nee, dat wilde ik niet op mijn geweten hebben.
Terugdenkend aan deze tijd en denkend aan gepeste gehandicapte kinderen (het zijn vaak de allerliefste...) trok Allard van Gils aan mijn geestesoog voorbij. Allard (Dralla nav Slig voor vrienden) was een jongen in mijn klas met een absurd groot achterhoofd. Hij schiep genoegen in het sarren en pesten van mens en dier samen met zijn strijdmakker Thomas Matheussens. Ze schoten met gummetjes, spoten zesdeklassers nat met water, ze pisten op het matras van een zwerver bij onze school, ze visten met hengels op jonge eendjes. Kortom jongens waren ze, maar wel aardige jongens. Overigens moet ik wel vermelden dat Thomas in alle opzichten vervelend was en Allard nog in ieder geval een zeker gevoel voor humor bezat, hiervan getuigde zijn spreekbeurt over waterhoofden...
Ik werd doorgaans niet gepest, niet dat ik populair was, maar ik gaf kennelijk geen aanleiding tot spot. Behalve natuurlijk toen ik met twee watjes in mijn oren in de klas zat, die dagen heeft Allard mij 'gele waterfontein' gedoopt. Ik hoop dat deze ontsteking van korte aard zal zijn en ik niet bij mijn eerste kennismaking met de Yorkshire studenten meteen bekend zal staan als de 'yellow water fountain'. Ugh!