donderdag 26 februari 2009

Huiswaarts

Ik ben de afgelopen maand natuurlijk enorm in gebreke gebleven door niets op mijn weblog te publiceren en dan volgt nu alweer mijn laatste bijdrage, want zondag keer ik huiswaarts. Dan kom ik in de trein met drie fietsen, zes tassen en een vriendinnetje terug naar Nederland. Eens even kijken of het land veranderd is in de tussentijd. Even zien of de crisis hard heeft toegeslagen en of het verlies van Duitsland op het WK Handbal en het zilver op het WK Noords-skiën ook zo'n indruk hebben gemaakt als hier. Dat moet haast wel. Tot volgende week!

donderdag 29 januari 2009

Dan schakelen we nu over naar




[Dit bericht is in zijn geheel op fluistertoon geschreven en dient ook zachtjes gelezen te worden. Sssst.]




We zijn hier op locatie in de bibliotheek van het FMI (Friedrich-Meinecke-Instituut), oftewel de bieb van geschiedenis. We moeten dus stil zijn, want mensen zijn hier serieus aan het studeren. We zijn hier natuurlijk niet voor niets. De laatste weken dagen. Over een maand reis ik terug naar Nederland, maar in de tussentijd moet ik nog heel wat werkstukken schrijven. Daarom zit ik in de bibliotheek. Dat werkt uiteindelijk toch beter dan thuis te studeren. Hoewel, ik heb hier in de bieb ook een internetverbinding en wordt nu daadwerkelijk tot studie-ontwijkend-gedrag verleid. Daarom laat ik het hierbij. De boeken fluisteren naar me: "Kom op, Erik, ga weer aan het werk. De plicht roept (maar wel zachtjes want het blijft een bibliotheek)."
Ssst, ik ga weer aan het werk.


zaterdag 3 januari 2009

De wereld van Frank Dittrich

Wie denkt dat ik hier tandenknarsend ben teruggekeerd in Berlin heeft het mis. Goed, in Nederland kan voor het eerst in 12 jaar weer echt geschaatst worden, maar ik heb dat nog net mee kunnen pikken door op 30 december nog een poldertochtje te maken én hier in Berlin is het nog net iets kouder dan in Nederland. Die kou heeft gemaakt dat tijdelijke huisgenoot S. en ik onze rondjes op de Schlachtensee maakten vandaag, onder werkelijk feeërieke omstandigheden.


Daarnaast maakten wij buitengewoon de blits met onze, in Duitse ogen, ongewone schaatsen. De Duitsers, als algehele natie, blijven vermoeiende ijshockey- en kunstschaatskrabbelaars. Wij Hollanders daarentegen heersen niet voor niets op de langebaan: de sierlijkheid van het hardrijden op de schaats is ons aangeboren. Aan het fatterige achtjesdraaien hebben wij een broertje dood. Zo ook Sterre en ik. Wij scheerden van oever naar oever over het bepoedersuikersneeuwde ijs. Het was werkelijk fantastisch. Natuurlijk mis ik de Rottemeren, de Nieuwkoopse Plassen en vooral de Kaag, maar het moet gezegd: in Berlin is de schaatser op zijn plek!

donderdag 18 december 2008

Wijnachten

Sinds half november is het eigenlijk al zo, maar met de eerste advent is het kerstfeest hier pas goed losgebarsten. Ik, zo is wellicht bekend, ben van nature geen kerstadept, maar ik ben de afgelopen weken door Berlin en mijn Mitbewohner enigszins bewerkt en ben nu een andere mening toegedaan. Ik sta nu open voor het kerstfeest mét alle toeters en beltrommen. Dat is door de overvloedigheid aan wijnachten in Berlin te wijten.
Toen geliefde S. hier op bezoek was hebben we gezamenlijk al een kleine Wijnachtsmarkt bezocht, maar toen nog onder het mom van Sinterklaasinkopen. In de weken erna werden de dagen steeds korter en de aanwezigheid van kerstlampjes door de hele stad steeds groter. En dan niet zo'n armetierig rijtje feestlichtjes in de plaatselijke winkelstraat, maar alles is hier versierd van de Kurfürstendamm tot aan elke bouwkraan die Berlin rijk is en geloof me, dat zijn er nogal wat. Elke keer als ik in het donker vanuit Dahlem naar huis reed werkten de vrolijke lampjes op me in. De hele stad ademt op zo'n overdonderende wijze wijnachten dat ik daar onmogelijk doof voor kon blijven.
Daarnaast zijn mijn huisgenoten kerstgek. Ik heb nog geprobeerd om dit te veranderen door Sinterklaasliedjes te zingen en ze hebben zelfs van hulpsinterklaas S. chocoladeletters in hun schoen gekregen. Ze vonden het leuk, maar meenden toch dat Sinterklaas niet in de schaduw van de Noord-Duitse Weihnachtsman danwel het zuidelijke Christkind kon staan. Noralbin (ook wel Albinora genoemd) kwamen met een kistje vol plätzchen van Rügen, waar Nora opgegroeid is. Plätzchen zijn traditionele kerstkoekjes en wat mij betreft een mooiere traditie dan de kerstkransje bij ons. Bovendien hebben we gezamenlijk een huis van peperkoek ontworpen, gebouwd en gisteren deels ontmanteld. Ik had bomen, Grietje en het hek gesneden en neem delen ervan mee naar huis. Hoe ouder hoe beter, net als met taai-taai (daar lijkt het dan ook sterk op!). Gisteren hebben we ook nog als huis kerstkoekjes gebakken waarbij de kokos- en chocolade-hazelnootmakronen van mijn hand waren. Ook hiervan verscheep ik een beetje naar de Nederlanden.
Kortom de donkere weken in Berlin waren zelfs voor mij kerstweken. Hoewel, niet helemaal. Vorige week ben ik met Laura naar de intocht van Sinterklaas in Potsdam geweest. De goedheiligman kwam na een weekje over de Noord- en Oostzee en een lange tocht over de Havel in het immer gezellige Potsdam aan. Om preciezer te zijn: hij kwam met de boot aan in Potsdam en ging daarna met Pieten, Burgemeester en Nederlandse diplomaten in optocht naar het holländisches Viertel. Laura en ik waren hier al een tijdje en waren in de veronderstelling dat de goede oude baas ons een loer had gedraaid en er helemaal geen intocht zou zijn. Want behalve het bord aan de rand van de wijk en de talloze Hollanders in klederdracht wees niets erop dat de Sint zelf langs zou komen. Die teleurstelling is nog treffend op de gevoelige plaat gezet, maar gelukkig kwam daarna alles nog goed en kregen we zelfs van een Zwarte Piet uit een kussensloop enkele weeïge pepernoten en keiharde schuimpjes.

Kerst te over dus hier in Berlin, maar echte kerst moet thuis gevierd. Dat wist Erich Kästner ook. Daarom steek ik morgen Das fliegende Klassenzimmer in mijn tas en reis naar Nederland af.

vrijdag 5 december 2008

Het poeziepaleis (ode aan Guus Middag)

Ik maak nooit iets mee, behalve twee jaar geleden toen ik fietskoerier was in Utrecht. Het was januari en alle meteorologen hadden gewaarschuwd voor harde wind. Hele harde wind zelfs. Het was één van mijn laatste dagen als fietskoerier, maar zeker de meest memorabele. Terwijl de radio iedereen opdroeg binnen te blijven woei ik met een tas vol pakjes van de ene naar de andere kant van Utrecht. Op de Graadt van Roggenweg was de wind zo sterk dat ik over de wegscheiding tussen fietspad en autoweg heen woei, met fiets en al en maar net overeind kon blijven bij de landing. Op de Amsterdamsestraatweg was bijna niemand buiten te zien en ik worstelde me tegen de wind in naar het Noorden, blij met elke windschaduw onderweg. Ik schreeuwde in mijn mobiele telefoon om me verstaanbaar te maken met de klanten. In Overvecht was op de heenweg nog weinig loos, maar toen ik vijf minuten later terugsnelde was er een boom dwars over de weg gevallen en had de wind een glasplaat uit een bushok geblazen. 's Ochtends was ik nog op de Uithof geweest om een pakje aan de Hogeschool Utrecht af te leveren en 's middags viel honderd meter daarvandaan een kraan door het Van-Unnik-gebouw. Kortom er stond een stevige bries en ik heb niet vaak zo'n mooie en spannende dag beleefd! Ik voelde me sterker dan ooit. (Hoewel ik wel uit lijfsbehoud het dagelijkse ritje naar Papendorp over de Prins Clausbrug heb afgezegd, omdat ik bang was dat ik met fiets en al over de reling in het Amsterdam-Rijn-kanaal in zou kukelen.)
Ik hou van wind. Ik krijg bij een training op de racefiets moraal als er windkracht 7 staat en ik met moeite tegen de wind in worstel. Ik krijg moraal van waaierkoersen en ik krijg moraal van zeilen. Wind is fantastisch. Het kan me niet hard genoeg waaien.
Ik moest hier aan denken toen ik twee weken geleden in mijn Duitscursus een gedicht van Jakob van Hoddis te lezen kreeg. Het is zijn bekendste gedicht en het heet Weltende.

Weltende

Dem Bürger fliegt vom spitzen Kopf der Hut,
in allen Lüften hallt es wie Geschrei.
Dachdecker stürzen ab und gehn entzwei
und an den Küsten - liest man - steigt die Flut.

Der Sturm ist da, die wilden Meere hupfen
an Land, um dicke Dämme zu zerdrücken.
Die meisten Menschen haben einen Schnupfen.
Die Eisenbahnen fallen von den Brücken.

Van Hoddis, een Joodse Duitser (eigenlijke naam: Hans Davidsohn) werd met dit gedicht in de twintiger jaren beroemd. Hierna ging het echter steeds slechter met hem. Hij leed aan psychoses en na jarenlange hospitalisatie werd hij onder het Nazi-regime eerst in een tehuis opgesloten en uiteindelijk naar Sobibor gebracht, waar hij stierf. Hoewel het gedicht een verschrikkelijke gebeurtenis beschrijft, namelijk het einde van de wereld, is het tegelijkertijd een humoristisch gedicht. Vooral de op een na laatste zin. In al het geweld van rondvliegende hoeden, naar beneden vallende dakdekkers, treinen en stormvloeden lopen de meeste mensen -ach en wee- rond met een Schnupfen; snotterend met een neusverkoudheid dus. Het gedicht spreekt me bijzonder aan, maar dat heeft ook te maken met een ander gedicht. Hans Dorrestijn leest in zijn solovoorstelling 'Na regen komt Dorrestijn' en gedicht voor dat eigenlijk altijd achterin mijn hoofd rondwandelt en af en toe naar voren komt om met meer nadruk mijn gedachten te beheersen. Ik heb hemel en aarde bewogen om de precieze tekst van het gedicht te achterhalen. Het was namelijk niet op internet te vinden. Überhaupt vermeldde geen enkele website het bestaan van het gedicht, behalve pagina's als Bol.com, die de CD verkopen. Uiteindelijk heb ik online voor ruim een euro het geluidsbestandje gekocht en de tekst van daaruit overgetypt. Voor mezelf, maar ook voor jullie. Lees -merk de overeenkomsten met Van Hoddis' gedicht op- en geniet!

Als honden van de lijnen waaien
En hun baas verliest zijn hoed.
Als vrouwen jurk of rok verliezen
En fietsen in hun ondergoed.

Als de haringkar het niet meer houdt
En door de wind de zee wordt ingedouwd.
Dan zegt het weerbericht
met een bezorgd gezicht:
“Het spookt, het is niet pluis,
Maar de zoute haring is weer thuis.”

Als kleine jongetjes van zeven
Heel hoog door het luchtruim zweven,
Achter hun mooie nieuwe vlieger aan.
Dan roep ik: “Goed zo ventje, laat je gaan!”

Harde wind geeft energie,
die de neerslachtigheid verdrijft.
Noodweer dat is anarchie,
Terwijl het kabinet van Lubbers blijft.

De dijk die kan de vloed niet keren.
Hoi! Er spoelen schepen aan.
Niemand kan nu meer regeren.
Heel het raderwerk blijft staan.