woensdag 18 april 2007

Bahamontes en de pianist van Papekop


Het gebeurde op een zaterdag. Afgelopen zaterdag zelfs. Het gebeurde op die dag dat ik na een zonnig partijtje studeren in het Wilhelminapark mij bezonnecrèmed en wel per fiets naar Leiden begaf. Ik heb de naam een hardrijder te zijn, mijn bijnaam de Lompe is in dit geval dan ook een geuzennaam. Hoewel ik bekend sta om mijn hardrijderij heb ik elke training moeite om op snelheid te komen. Het eerste deel van mijn traning (variërend van vijf tot vijftig minuten)haal ik vaak de dertig kilometer per uur niet. Ik drentel (voorzover dat op een fiets kan) een beetje in het rond. Zo ook zaterdag. Het was mooi weer en ik reed met een verrassend laag tempo, maar onderwijl zeer professioneel uit mijn ogen kijkend, door De Meern toen me daar twee wielrijders passeerden. Een man en een jongen. Een vader en zoon, zo bleek later.
Toen ze me voorbijreden groetten ze vriendelijk: "goedemiddag!". Ongebruikelijk onder wielrenners zo'n groet. Meestal steken renners bij tegemoetkomend fietsverkeer van gelijk niveau (er zijn zat wielrenners die toerders het groeten niet waard achten) achteloos enkele vingers omhoog. Bij passeren is echter zelden sprake van een groet. Ik doe dit ook niet, omdat ik me dan al snel een opschepper voel. Ik bedoel: ik haal vaak met gemak hele horden zwetende puffende bierbuiken in en vindt het dan tamelijk onbeleefd om met mijn uitgestreken gezicht en gesoigneerde rennersbenen zonder moeite een welgemeende goededag eruit te gooien. Dan kan ik net zo goed meteen roepen: "Zo moet het, oude graftak, wat doe je überhaupt op een fiets!". Maar goed, dit terzijde.
Kortom mijn ritje was vlak buiten Utrecht al bijzonder. Want ik was ingehaald en daarbij begroet. Even later trof ik beide mannen weer aan bij het stoplicht onder de A12. We vertrokken tegelijkertijd en zij reden harder weg dan ik, nadat we hadden uitgewisseld waar we naartoe gingen (Leiden dus, en Papekop), maar na een tijdje kwam ik weer dichter en dichter bij. De jongeling die op kop reed had duidelijk zijn krachten overschat en het tempo bij de twee zakte overduidelijk in. Voor Montfoort (ik maakte vanwege het mooie weer een omweg) haalde ik ze weer in, daarop deelden ze mee dat ze hun weg in mijn wiel zouden vervolgen. Doorgaans hou ik hier niet zo van, maar ik was door hun vriendelijke groet en hun beleefdheid goedgeluimd en ging akkoord.
Ondertussen was ik enigzins warmgedraaid en schroefde ik het tempo ietsje op. Toen we Montfoort weer bijna uit waren kwam Xavier (zo hoorde ik de vader zeggen) naast me rijden. Hij zei: "Mijn vader houdt het niet meer bij, maar ik rij nog mee tot Oudewater want ik moet optreden in Papekop." Ik vond het goed. Xavier vroeg vervolgens of hij ook kopbeurten moest doen, dit ging tenslotte sneller. Ik vroeg of hij haast had. Dat had hij inderdaad. Dan moesten we het anders aanpakken vond ik en zei dat hij beter gewoon in mijn wiel kon gaan zitten, dan zou ik wel zo hard mogelijk naar Oudewater fietsen. Een gouden formule want zo kreeg ik de nodige lichaamsoefening en zou hij ruim op tijd bij zijn optreden zijn.
Ik had Xavier de opdracht gegeven 'HO!' te roepen als ik te hard zou gaan. Dit bleek niet nodig. Een prestatie op zich, want hoewel ik mezelf niet op de borst wil kloppen: er zijn voldoende getrainde fietsers die het niet zouden kunnen. Voordat Xaviers en mijn wegen in Montfoort zouden scheiden wisselden we nog wat woorden. Hij bleek zeventien jaar te zijn en pianist. Ik was 22 (en daarom geen u) en wielrenner die van tijdrijden hield.
Nog vol van mijn inspanning en van deze bijzondere ontmoeting fietste ik door. Immers, hoe vaak breng ik nou pianisten in mijn slipstream naar hun plaats van bestemming? Zelden!
Via Hekendorp (daar ligt de Goejanverwellesluis) reed ik over de Reeuwijkse plassen waar ik Bahamontes indachtig afstapte om een ijsje te kopen. Met banaan- en citroensmaak. Goed, ik stond niet boven op een col van buitencategorie, en mijn achtervolger zat allang met een duur pak aan achter een vleugel in Papekop, toch was het een bijzonder smakelijk ijsje.

woensdag 21 maart 2007

En wie niet springt...

Ahhh! Ik heb al drie keer een prachtige post geschreven over onderstaand filmpje, maar telkens krijg ik een foutmelding en is het weg! Ik heb het filmpje vergeleken met tagliatelle met komijnekaas en appelstroop. (klinkt gruwelijk, maar smaakt naar meer). Ik heb het 't onverenigbare verenigd genoemd. Alles! Het was pure poëzie, ik had zo een prijs kunnen winnen met mijn doorwrocht relaas over het geniaalste dat ooit gemaakt is: dit filmpje! O, het combineert jumpstyle met 'Chelsea Dagger' van de (the)/ the (de) Fratelli's. Puur genot. Geniet!

Nou, ik wilde het heel hip op mijn weblog zetten, maar op de een of andere manier lukt het me niet. Kijk maar hier.

dinsdag 6 februari 2007

Kans

Er zijn 9000 mogelijke pincodes (ervan uitgaande dat een pincode nooit met een 0 begint), dat betekent dat wanneer je een pinpas vind, de kans één op 9000 is dat het dezelfde is als de jouwe. En daarbij kan je nog eens driemaal proberen met andere cijfercombinaties. Kortom de kans dat je een aardig bedrag kan 'winnen' is hoger met het willekeurig intoetsen van pincodes bij pasjes dan het meespelen in de loterij. Hmmm...

vrijdag 2 februari 2007

Katterig

De UHSKat, de lapjeskat die altijd in de Jeruzalemstraat zit en vroeger aanhalig tussen de fietsen doorsloop is eenzaam. Dat denk ik. Dat zie ik. Vroeger kwamen en trossen UHSK'ers en andere geschiedenisstudenten. Dan aaiden zij het beestje of bewonderde het als het in de zon zat te spinnen.
Maar niet alleen de studenten, die nu vooral op (de) Drift zijn, hebben de poes alleen gelaten op de kinderhoofdjes van het kleine steegje. Ook een medepoes is opvallend afwezig. De grijze kat met de dikke vacht, die van luieren in de zon een heel nieuw begrip heeft gemaakt. Waar is hij? Vroeger zat hij vaak op de bakfiets aan de rechterkant van de steeg, net in de zon. Maar nu? Ik heb hem al een tijd niet gezien, hoewel ik dagelijks langs kom.
Misschien is het 't weer dat me extra duidelijk maakt dat de poezen van Jeruzalem ons vertrek uit de Kromme Nieuwegracht betreuren. In de grijze nevel van vanavond leek de voormalige UHSKat verlorener dan ooit, zoals hij daar zat in het grijs, de felle vacht sleets en flets, onder de bamboestruik van het nieuwbouwpand naast de achteringang van het voormalige Instituut. Het is toch eigenlijk een schande dat de Universiteit bij de verhuizing van Instituten geen rekening houdt met de omgeving, de achterblijvers. Ze tonen geen compassie met het verdriet van de poezen van Jeruzalem. Maar ik zal ze blijven aaien als ik kan.

woensdag 17 januari 2007

Verboden in te varen

Op een dag als deze komt er van trainen weinig. Het lijkt de zondvloed wel. Het is nu half vijf en zo goed als donker, de regen komt met bakken uit de hemel. Maar het kan erger. Kijk maar hierboven.
Wat je hier ziet is York. Tot in juni woonde ik op vijf minuten lopen van deze plek. De twee mannen hangen uit het raam van een pub die aan de kade staan, aan de rand van de Ouse, die je in al zijn schoonheid achter het verkeersbord ziet. Het gebouw op de achtergrond is de overkant van de rivier.
Tijdens mijn verblijf kwam het water al tot ver op de kade, maar nu ziet het er serieuzer uit. Toch is het niet uniek. De pub op de foto, maar ook de pub die 'rechts om de hoek' ligt hebben speciale deuren die met schotten ertussen het water tegen houden. Niet genoeg nu, want een pomp werkt het water naar buiten. Het is bijzonder vreemd om te bedenken dat dit straatje normaliter op de kade uitkomt en in de zomer het water zelfs anderhalve meter of meer onder de kade staat.
En dat verkeersbord (eenrichtingsverkeer) staat er zo verloren bij. Het ziet er waanzinnig uit eigenlijk, een verkeersbord in het water. Waar dient dat nu nog voor: Verboden in te varen?